Het gaat daarbij zowel om afgewezen asielzoekers (vorig jaar alleen al 15.170), als om illegale transitmigranten die weigeren asiel aan te vragen. Deze groepen bewegen tot terugkeer, vrijwillig als het kan, maar gedwongen als het moet, is een zeer complexe uitdaging. Hoe je het ook aanpakt als beleidsmaker, je zal altijd kritiek krijgen vanuit verschillende hoeken. Kritiek van de enen, omdat er, ondanks alle inspanningen, nog steeds te weinig van hen effectief terugkeren. Kritiek van anderen, omdat in hun ogen de wereld van iedereen is en gedwongen terugkeer immoreel. En tenslotte ook kritiek vanuit de migratielobby, omdat hun heilige huisjes onmogelijk stand houden, wil je een efficiënt grenzen- en terugkeerbeleid voeren.
Wie zich aan deze uitdaging waagt, beweegt zich dus in een ‘politiek mijnenveld’, in de beste betekenis van het woord. Maar toch neem ik de handschoen op. Waarom? Omdat het mijn wettelijke plicht is, om te beginnen. De administratie reikt pas na grondig onderzoek een Bevel uit om het grondgebied te verlaten. En zo’n Bevel is tot nader order geen vodje papier. Het is een kwestie van geloofwaardigheid van ons land, als rechtstaat, om zulke bevelen dan ook effectief af te dwingen. Ten tweede ga ik de uitdaging aan vanuit een diepe overtuiging dat het tolereren van illegaal verblijf een nefaste impact heeft, zowel voor de ontvangende samenleving als voor de illegale migranten zelf. Denk bijvoorbeeld aan het wegconcurreren van legale arbeid voor laaggeschoolden door goedkoper zwartwerk van personen in illegaal verblijf. Denk ook aan de kwalijke industrie van de huisjesmelkerij. Denk aan de uitzichtloze situatie van kinderen die zo opgroeien in armoede en toch buiten de radar van de zorgdiensten blijven. Maar denk tenslotte ook aan de veiligheidskwestie. Kunnen we het ons als land nog permitteren om geen zicht te hebben op wie er in dit land woont? Voor No Border-activisten is dat een droom die werkelijkheid wordt. Kortom: ik neem de handschoen op, omdat het nodig is.
Maar ik bots op hardnekkige obstakels. Door foute beleidskeuzes uit het verleden diende ik aan de slag te gaan met de laagste capaciteit in de gesloten centra voor illegalen sinds decennia. Kon de migratieminister in 2003 nog beschikken over 654 plaatsen, dan had ik er bij mijn aantreden amper 440 ter beschikking. En dat terwijl de doelgroep in die periode sterk groeide. De terugkeerdiensten werden jarenlang stiefmoederlijk behandeld en zagen hun werkingsmiddelen en capaciteit teruggeschroefd. En net die capaciteit is cruciaal om een efficiënt terugkeerbeleid te voeren. Immers, eens onze diensten een persoon in illegaal verblijf overgebracht hebben naar een gesloten centrum, dan begint het werk maar pas. Dan volgt de moeilijke taak van identificatie door het land van herkomst. Dan volgt doorgaans nóg een hele resem procedures, veelal in de vorm van een last-minute asielaanvraag waartegen nog eens beroep kan worden aangetekend. Allemaal tijdrovende stappen, die ertoe leiden dat men soms maandenlang opgesloten blijft.
Dankzij interne aanpassingen ben ik er nu al in geslaagd om onze capaciteit terug op te trekken tot zo’n 620 plaatsen, maar er is nog veel meer capaciteit nodig, om een terugkeerbeleid op de sporen te zetten die de strijd tegen illegaal verblijf écht kan doen kantelen.
Gelukkig is er beterschap in zicht. Vorig jaar kreeg ik de regering zover om het roer om te gooien. Met het Masterplan Gesloten Centra gaan we naar 1.066 plaatsen in 2021, meer dan een verdubbeling ten opzichte van mijn startcapaciteit, waarmee we ook de terugkeer zelf zullen kunnen verdubbelen.
Maar ondercapaciteit is niet de enige hindernis op mijn weg. Nog lastiger is de gebrekkige medewerking, tot ronduit tegenwerking, van de landen van herkomst. Pas als het land zijn toelating geeft voor repatriëring, door middel van het uitreiken van een ‘laissez-passer’, kan een repatriëring georganiseerd worden. Sommige landen weigeren gewoon categoriek elke gedwongen terugkeer van hun eigen landgenoten, zoals Iran. Dat zij daartoe verplicht zijn onder internationaal recht, zal hen worst wezen. Bij andere landen is het dan weer trekken en sleuren voor elke individuele toelating. En trekken en sleuren doe ik dan ook. Elke dag opnieuw. Dat doe ik door consuls en ambassadeurs uit te nodigen op mijn kabinet, of door zelf de boer op te gaan voor een diplomatieke doorbraak, wat mij oa al in Tunesië, Algerije, Marokko, Albanië, Kameroen, Irak en Turkije bracht. Mét resultaat ook. Dankzij de intense bilaterale relaties die ik met Minister Jan Jambon, Minister Reynders en Premier Michel kon opbouwen met de Maghreblanden, in het bijzonder het ondertekende identificatie-akkoord met Marokko, slagen we er nu wel in om de motor te doen aanslaan. Daarbij leggen we de focus op criminelen en gedetineerden. En we breken alle records. Vorig jaar repatrieerden we zo 228 gedetineerden naar Marokko, 94 naar Algerije en 34 naar Tunesië. Telkens met een inreisverbod dat hen jarenlang de toegang ontzegt tot de hele Schengenzone. Een grote operationele doorbraak is dat, maar we zijn er nog niet. Nog lang niet zelfs, want de te repatriëren groep blijft groot.
Van een andere orde is de terugkeer naar Soedan van mensen die géén asiel willen aanvragen. Afgelopen zomer dreigde de situatie met deze groep in Brussel zo uit de hand te lopen, dat de regering moest ingrijpen. Nooit eerder telde ons land zoveel illegale transmigranten, en al zeker niet uit Soedan. Om een klaar en duidelijk ontradingssignaal te geven, maar ook om de identificatie vlot te laten verlopen, nodigden we een Soedanese identificatiemissie uit. Een gebruikelijke procedure die sinds 2000 al meer dan 14 keer toegepast werd voor landen als Rusland, China, Guinnee... Dit is altijd een delicate aangelegenheid die mijn administratie al vele jaren ter goeder trouw uitvoert. In de toekomst zullen we ook de waardevolle aanbevelingen van het onafhankelijke rapport van het CGVS, meenemen. Ook hier liet een groot deel van de oppositie zich van haar kleinste en gemeenste kant zien. Hun zware beschuldiging dat ‘er bloed aan mijn handen kleeft’ blijkt ongefundeerd en niet hard te maken. De gretigheid waarmee sommigen de verbale bazooka bovenhalen, staat in schrik contrast met de waarachtigheid van de getuigenissen. Veel lessen uit de omstreden visazaak lijken er alvast niet getrokken.
Van de andere kant wordt het hoog tijd dat de Europese Unie beseft dat zij zelf het heft in handen moet nemen, en de lidstaten niet mag overlaten aan hun lot. Europa moet aan onwillige landen durven zeggen dat meewerken bij terugkeer een absolute voorwaarde is voor het aanknopen van goede betrekkingen. Europa moet hen diets maken dat wat wij vragen, namelijk het terugnemen van hun eigen burgers, geen gunst is, maar hun plicht onder internationaal recht. Dat vergt realpolitik op buitenlands vlak, die ik telkens weer bepleit op Europese Raden Binnenlandse Zaken. Europa moet eindelijk durven stellen dat medewerking inzake terugkeer een voorwaarde is, niet alleen om ontwikkelingssteun te verkrijgen, maar ook om toegang te krijgen tot onze markt en om visa te ontvangen voor diplomaten, zakenlui en studenten. Pas dan zal het tegenwerken ophouden en kunnen wij kordaat onze verblijfswet toepassen.
Maar kunnen we dan niet beter gewoon inzetten op vrijwillige terugkeer, als we voor elke gedwongen terugkeer telkens weer afhankelijk zijn van de goodwill van al die consuls en ambassadeurs? Ik hoor het u denken en ja, we doen dat ook. We proberen dat aan te zwengelen met terugkeerpremies, met voorlichting, met terugkeerloketten in de steden, met kwalitatieve opvang tot op het moment van vertrek én zelfs met re-integratiesteun na aankomst in het land van herkomst. Sinds 2014 maakten daar maar liefst 16.551 personen ook effectief gebruik van. Maar toch betreft dat maar een klein deel van het totale aantal personen dat in die periode een uitwijzingsbevel ontving. Een grote meerderheid daarvan kiest, helaas, nog steeds bewust voor een leven in de illegaliteit. Wat mij dan weer, tegen wil en dank, veroordeelt tot de plicht om hen gedwongen te laten verwijderen.
En hier kom ik aan bij een heikele, maar noodzakelijke kwestie, die de laatste dagen en weken fel gemediatiseerd werd. Een gedwongen terugkeer organiseren impliceert dat een persoon in onwettig verblijf eerst opgepakt wordt. Dat is een ondankbare taak, die de mensen van DVZ en de politie zo respectvol en humaan mogelijk trachten uit te voeren. Maar daarbij worden zij geconfronteerd met een hinderpaal van formaat. Een uitgewezen persoon kan botweg weigeren om zijn deur te openen, indien onze politiediensten bij hem aanbellen, omdat er geen wettelijk kader bestaat om hen het recht te geven een woonstbetreding te doen. De voorbije jaren deed zich dat honderden keren voor. Er ligt nu een wetsontwerp voor in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, ingediend door Ministers Geens en Jambon en mezelf, waarmee de voltallige regering onze diensten de mogelijkheid wil geven om, mits voorafgaandelijke machtiging van een onderzoeksrechter, de woning desnoods met dwang te kunnen betreden, indien de gezochte persoon zonder verblijfsrecht weigert open te doen. Dit alles in de hoop dat hiermee een einde zal komen aan de bestaande praktijk, waarbij onze mensen voor een gesloten deur komen te staan, terwijl binnen een pot op het vuur staat te pruttelen, de TV aanstaat en alle lichten branden. Hiertegen rijst, zoals jullie weten, fel verzet. De tegenstanders van dit wetsvoorstel schreeuwen moord en brand omwille van de grondwettelijke onschendbaarheid van de woning, maar die onschendbaarheid is niet absoluut. Het is precies om dat grondrecht te vrijwaren, dat ons wetsvoorstel voorziet in de voorwaarde van een voorafgaandelijke machtiging door een onderzoeksrechter. Het verzet van de oppositie verstopt zich achter juridische argumenten, maar gaat in feite veel verder dan dat. Men maakt eigenlijk een principieel bezwaar tegen woonstbetreding door de migratiediensten, omdat men wil dat elk huis in dit land een potentiële ‘safe-house’ voor illegaal verblijf blijft. Ik kan maar hopen dan de redelijkheid in dit debat zal terugkeren en dat de oppositie op een constructieve manier met ons gaat meedenken over hoe we de overbrenging van onwillige uitgeprocedeerden naar een gesloten centrum zo humaan mogelijk kunnen organiseren. De Raad van State en de privacycommissie zagen alvast weinig tot geen graten in ons wetsontwerp.
Ziezo, het is een hele boterham geworden, maar ik hield eraan jullie eens de volledige complexiteit uit de doeken te doen. Want er zijn zoveel roepers in dit debat, van links tot rechts, die die complexiteit maar niet snappen of niet willen snappen. Het is elke dag weer timmeren aan de weg naar een efficiënter terugkeerbeleid, zonder daarbij het menselijke aspect uit het oog te verliezen en de juridische waarborgen waar elkeen recht op heeft. Het goedkope verwijt dat ik ‘euforisch communiceer over elke andersgekleurde medemens die ik op een vliegtuig kan zetten’ mist elke grond. Nooit communiceer ik euforisch over het uitzetten van gezinnen met kinderen. Daar is ook helemaal niets euforisch aan. Het is wel zo dat ik stevig communiceer over het uitzetten van criminele illegalen en dat zal ik blijven doen. Dit steeg dan ook van 300 per jaar onder Melchior Wathelet, over 600 per jaar onder Maggie De Block, naar maar liefst 1600 per jaar in 2017. Zo maken we dit land écht veiliger.
Elke dag weer trekken en sleuren dus. Jullie kunnen daarbij rekenen op mijn keiharde inzet en vastberadenheid.
Warme groet,
Theo Francken